De problemen in de retail zijn niet alleen de problemen van winkels. Natuurlijk er is recessie, de sterk groeiende omzetten via internet en een verandering in het koopgedrag doordat klanten, door internet, beter geïnformeerd zijn dan ooit. Dit leidt tot een verschuiving van omzetten van fysieke winkels naar internetaanbieders, maar ook tot een erosie van marges. Deze factoren zetten de rentabiliteit van winkels onder druk. Maar om nu alleen de schuld te geven aan internet, het weer of aan het andere koopgedrag is toch te eenvoudig. Want klopt de samenwerking in het retailkanaal nog wel? Klopt het financieringsmodel nog wel? Problemen moeten bij de basis worden opgelost!
De oude structuur; winkels betalen alles
Winkels blijven belangrijk voor de sociale cohesie in plaatsen. De supermarkt is een “favourite meeting” place. Een sociaal ontmoetingspunt voor lokale bewoners. Dit is één van de oorzaken dat de verkopen van levensmiddelen via internet nog beperkt blijven. Maar vooral de non-foodwinkels, de niet dagelijkse boodschappen, leiden tot een positieve winkelervaring en ook een plezierig tijdverdrijf. Vele initiatieven zijn al ontplooid om juist emotie winkelen te stimuleren, daar wil ik nu niet op ingaan. Maar door het andere koopgedrag van klanten is ook de economische basis van winkels veranderd. De kostenstructuur van internetaanbieders is wezenlijk anders dan de kostenstructuur van winkels, waardoor er een andere basis ontstaat voor de prijsvorming, misschien is er wel sprake van een “non-level playingfield!”
Financieringsproblemen
Een voorbeeld hiervan is de financiering van de voorraden. Winkels moeten vaak lang van te voren inkopen (zoals mode of juweliers), bij een dynamische markt is de voorspelbaarheid van de toekomstige vraag erg lastig. De aankopen moeten wel snel, soms zelfs vooruit, betaald worden. Wie is nu verantwoordelijk voor de investering in de voorraad? Eenzelfde probleem doet zich voor als de artikelen minder snel verkocht worden, ook hierdoor ontstaat een financieringsprobleem. Een voorbeeld zal dit duidelijk maken.
Normaal is er sprake van een 20-80 regel. 20% van de voorraden zijn artikelen die makkelijk en snel verkocht worden, terwijl 80% van de artikelen een lagere omzetsnelheid hebben. Als de winkelier de voorraad moet inkopen zal hij rekening houden met de terugverdientijd van de voorraden. De bestsellers, de 20%, zullen verkocht worden in dezelfde termijn als de leveranciers betaald moeten worden. Hierdoor ontstaat cash flow voor de nieuwe aankopen. De andere voorraden (de 80%) moeten op een andere wijze worden gefinancierd, met eigen vermogen of met leningen.
Door de ontwikkelingen van de laatste jaren echter daalt de omzetsnelheid van de 20% bestsellers. Als dit langzaam gebeurt kan hierop worden ingespeeld, als dit echter snel gebeurt of als de winkeliers te optimistisch blijft over een herstel van de omzet (einde recessie is in zicht, internet is ook maar een hype e.d.) ontstaat er een financieringsprobleem. Er wordt bijvoorbeeld maar 15% verkocht binnen de betaalperiode van het leverancierskrediet. De andere 5% moet gefinancierd worden. Als de reserves al gebruikt zijn en als banken niet mee kunnen of willen financieren ontstaat er een probleem. Dit zie ik regelmatig gebeuren in de retail. Het is niet de afgenomen omzet op zich, maar het financieringsprobleem wat funest is voor winkeliers. De recente problemen bij Siebel en Polare zijn hier voorbeelden van. Het financieringstekort kan niet meer opgevuld worden met eigen vermogen of met extra vreemd vermogen. Het oude model komt onder drukt te staan.
Onderhandelen of samenwerken?
Een nieuwe benadering van dit probleem is de hybride benadering, waarbij winkeliers in samenwerking met leveranciers een samenwerking voorstaan. In de winkel de snellopende artikelen met een omzetsnelheid gelijk aan het leverancierskrediet. Voor andere artikelen ondersteuning met internet en afwijkende financieringsmodellen of consignatie en tenslotte voor de echte “slow movers” of accessoires een internet propositie samen met leveranciers. Chris Anderson, voorvechter van het denken in longtail/shorttail concepten, is hier een groot voorstander van. Dit is meteen de blueprint voor een economische basis van winkels in de toekomst, in het hybride tijdperk.
Maar er is ook onzekerheid bij leveranciers. Doordat de betaling voor de geleverde voorraden op zich laten wachten en doordat ze betrokken raken bij faillissementen van winkels groeit de onzekerheid. Er worden dan steeds vaker kortere betalingsperioden gehanteerd tot contante betaling bij aflevering aan toe. Hier ontstaat een “catch 22” situatie. Winkeliers hebben problemen met de cashflow en moeten ook eerder betalen voor de voorraad, maar zonder voorraad ook geen cashflow.
Speelt dit dan niet bij internetaanbieders? Soms wel, vaak niet. Door afspraken te maken met leveranciers of distributeurs hoeven de artikelen vaak afgerekend te worden nadat de bestelling geplaatst is. De internetaanbieder krijgt direct betaald van de klant en rekent achteraf af met de distributeur of fabrikant. Zeker als er een nauwe relatie is tussen distributeur of fabrikant kan de internetaanbieder profiteren van een leverancierskrediet door de betaling achteraf en van de cashflow van verkopen door de directe betaling van klanten. Een droom situatie natuurlijk voor de fysieke winkel.
De spanningen tussen leveranciers en winkels over voorraden komen zowel bij grote als kleine winkels voor. In het verleden heeft Albert Heijn diverse gevechten geleverd met leveranciers over de inkoopprijs. Coca Cola en Peijnenburg hebben al eens de levering gestopt. Maar ook in de non-food komt dit voor. Winkelketens oefenen hun macht uit naar leveranciers, waardoor er toch een slechte basis ontstaat voor een gezonde samenwerking wat juist nu belangrijk is. Recentelijk kwam de Hema met een soortgelijk bericht negatief in het nieuws.
19/03/2014
HEMA VRAAGT VIER PROCENT EXTRA VAN LEVERANCIERS
Hema heeft met terugwerkende kracht vier procent terugbetaling van de omzet van vorig jaar geëist. Het breekt daarvoor eenzijdig het contract van zijn vijftig grootste leveranciers open. Ook dit jaar zal Hema minder gaan betalen voor geleverde producten.
1 op 5 leveranciers moet weg
Op een ‘suppliersdag’, waarop alle leveranciers bij elkaar komen, kreeg het publiek te horen dat Hema af wil van ongeveer twintig procent van zijn leveranciers en dat het in de toekomst rekeningen pas na 120 dagen zal betalen. De nieuwe voorwaarden zouden al vanaf 1 april 2014 in voege treden.”Een leverancier die vorig jaar voor 2 miljoen euro spullen aan de Hema verkoopt, wordt even gevraagd of hij per direct 80.000 euro terugstort“, zegt Maurice Yocarin van branchevereniging Vivo in De Telegraaf. “